Afgelopen maand bestond De Hoeksteen 50 jaar. Fraai gebouw qua architectuur en symboliek, onder de ‘vlam van de Geest’. Gesitueerd op een mooie zichtas. In het aardige jubileumboekje lees ik dat De Hoeksteen de enige kerk in Capelle is, waarvan de naam naar Jezus verwijst. Ook dat is bijzonder. Al kun je ook zeggen, dat enkel de naam kerk (van: kuriakè = wat van de Heer is) al naar Hem verwijst. Met of zonder fraaie naam!
Brief van Petrus
Overigens denkt Petrus, die dit beeld van hoeksteen gebruikt, helemaal niet aan een kerkgebóuw! Die luxe bezaten de gelovigen aan wie hij schrijft nog niet. Al zullen ze zeker ergens (bij iemand thuis?) zijn samen gekomen. Kleine groepjes, verspreid in meerdere regio’s in het huidige Turkije [1 Pt.1:1]. Aangeduid met uitverkorenen én vreemdelingen. Ze hebben deel gekregen aan iets kostbaars, een woord dat meermalen opduikt [o.a. 1:7; 2:4,6,7], maar wat hen ook ánders maakt dan anderen, inclusief hun eigen vroegere leven. Petrus wil deze jonge gemeenten bemoedigen. Vanuit het Woord dat hun als evangelie verkondigd is [1:25]. Daarin zit de goede voeding – de zuivere melk [2: 2] om te groeien in het geloof tot hun redding. Daaruit hebben ze immers al geproefd hoe goéd de Heer is? Dus willen ze groeien en volhouden, dan moeten ze blijven putten uit die bron van Gods goedheid. En in dat kader spreekt hij dan over Christus én – in één adem! – over hun eigen relatie tot Hem! In dat beeld van levende stenen en die hoeksteen. Komt tot Hem, de levende steen (…), en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken…[2:4v]. Petrus denkt niet aan stenen, maar aan personen. Jezus Christus als levende Heer. En zijzelf als levende gelovigen.
Steengoed
Bijzondere beeldspraak is het. Letterlijk steengoed: helder, betekenisvol, rijk, maar ook ernstig. Met steen kun je bouwen; je kunt je er ook aan stoten. Petrus is zelf niet eens origineel, over die kostbare hoeksteen citeert hij Jesaja [28:16] en over die afgekeurde steen die hoeksteen wordt, Ps. 118. Maar hij denkt hierbij aan Jezus. Hij kan ermee zoveel over Jezus zeggen. Wie is Hij ten diepste? En wie is Hij voor ons? Mensen hebben zich aan Hem gestoten, geërgerd, Hem tenslotte afgewezen… tot aan het Kruis. Maar je kunt op Hem ook bouwen, op wat Hij zegt en heeft gedaan en doet; bouwen op wie Hij is. Niet alleen voor dit leven maar voor altijd!
Wat doen mensen en wat doet God? Jezus had zijn leven voor ons over! Dát is die te proeven goedheid van de Heer [2:3]! In zijn liefde tot het einde voor ons. En nu laat Pasen zien: God staat achter Hem! Hij wekt Jezus tot leven en stelt Hem tot hoeksteen. Hij geeft die afgekeurde steen een ereplaats. Een fundamentele plek. En wie op Hem zijn geloof bouwt, komt niet bedrogen uit.
U dan die gelooft geldt dit kostbare…
Het is een uitnodiging oog te krijgen voor dit kostbare. Je hart ervoor te openen. Je in geloof aan Jezus toe te vertrouwen, en – in vreugde en verdriet – te (leren) ondervinden dat je van Hem mag zijn, gekocht en betaald. Sta eens stil bij dit beeld van die Hoeksteen, die levende Steen. En overdenk wie Christus voor u, voor jou is. En hoe je op Hem kan en wil bouwen…
U ook zelf als levende stenen
Is het dan klaar? Nee! Nu begint het pas! … En laat u ook zelf als levende stenen gebruiken…! Christus is uniek, maar wil niet één Steen blijven, hoe fundamenteel ook. Wat Hij doet in de wereld, namens zijn Va– zo groot(s), zo omvattend, – daar wil Hij mensen bij gebruiken, u, jou en mij! Ongelooflijk, maar waar! Om Zijn getuigen te zijn. Wij worden genodigd ons steentje bij te dragen aan iets groters, levende stenen te zijn voor de bouw van een geestelijk huis. Is dit de kerk – als vind- en oefenplek van het heil? Zeker. Maar het gaat Hem om zijn Rijk, in kerk en wereld beide! Is dat niet waarom we bidden in het Onze Vader: Uw koninkrijk kome…?
Dit herinnert me aan een oude mevrouw in een verpleeghuis. Niets kon ze meer, zei ze. Alleen bad ze elke dag. Voor anderen in het tehuis, verpleegsters e.a. Dan (zei ze) trek ik de kring wijder: de regering, de kerk, de zending, tot slot bid ik het Onze Vader. Al luisterend, kreeg voor mij haar kamer van 2 bij 3 al meer een horizon zo wijd als de wereld. Een kleine vrouw, in de ruimte van Christus’ rijk!
Een levende steen mogen zijn (ook samen), voor – en met de Levende! Biddend en werkend. Wat een opdracht, wat een voorrecht!
Ds. Teun Vrolijk