Als geestelijk verzorger wordt mij af en toe gevraagd iets te zeggen bij een begrafenis of crematie. Het is overbodig om te zeggen dat dat steeds opnieuw indringende situaties zijn. De intense gesprekken die je dan hebt, de gevoelens waar je dan deelgenoot van wordt gemaakt, zijn heel intens en raken vaak ook mijzelf: mijn eigen vragen over het leven, over het geloof, mijn eigen gevoelens, mijn herinneringen, mijn eigen angst voor afhankelijkheid, ziek-zijn, voor de dood…

Het is een moeilijke kant van het beroep van geestelijk verzorger, maar tegelijkertijd ook een hele mooie, één die ik – hoe gek dat misschien u ook in de oren klinkt – nooit zou willen missen. Je ontmoet mensen in de meest kwetsbare positie die je maar denken kunt. Nergens ben je immers zo intens met mensen verbonden als tijdens een uitvaartdienst; nergens ervaar je zo’n openheid voor wat je probeert te zeggen als daar.

Het is elke keer weer bijzonder om te ervaren hoe goed het mensen doet om gewoon maar te verwoorden wat eigenlijk iedereen op zo’n moment door zich heen voelt gaan. Het verdriet, de onmacht of soms ook de bevrijding. Gevoelens mogen en moeten worden verwoord. Op het moment dat iemand ze uitspreekt, zijn ze beter hanteerbaar; je kunt ze als het ware in je hand houden en aankijken. Elk samenzijn rond een overledene komt heel dicht bij jezelf: bij je eigen leven, bij je eigen vragen, bij je eigen sterfelijkheid.

Deze mijmeringen kwamen in me op toen nog niet zo lang geleden bij een begrafenis woorden werden uitgesproken, die iedereen die daar aanwezig was, bleken te raken. Woorden die als het ware namens de overledene werden uitgesproken, maar iedereen voelde het: dat zijn woorden die ook voor mij gelden, die ook nu van grote waarde zijn.
Ik vind het bijzondere woorden, dit gedicht van Huub Oosterhuis. Het verwoordt dat ieder mens op een bepaalde manier haar/zijn weg in het leven gaat. En dat er daarin dingen goed gaan, maar ook fout. Dat daarin vreugde is en reden tot dankbaarheid, maar ook pijn en onrecht. Waarin dingen worden afgemaakt maar waar ook dingen onvoltooid of onverzoend blijven. Niet elk leven eindigt afgerond, dikwijls zijn er rafels. Het kan blijkbaar niet anders. En: het hoeft ook niet anders. Het mag: zo mens zijn en niet anders.

Bijzonder dat woorden rond een overledene zo heel direct over jou kunnen gaan. Je zo direct bepalen bij wat je eigen leven is – op die heel intense momenten rond sterven en uitvaart. Ze helpen ons om te leven.

Yvonne Littel-Dijk
geestelijk verzorger de Zellingen