Columnist Matthijn Buwalda schreef eens over een chagrijnige ijsverkoopster. Haar gezicht was een en al weerzin en hij voelde de neiging in zich opkomen om haar ‘liefdevol over de toonbank te trekken’: ze moest eens goed weten dat ze blij mocht zijn dat mensen ijsjes van haar wilden kopen. Maar een peuter aan de hand van haar opa keek er anders tegenaan. Ze wees naar de vrouw die haar ijsje-met-spikkeltjes klaarmaakte en zei: ‘Hij is verdietig’.

Met welke ogen zou God kijken? Met die van het meisje of die van de criticus?
In het verhaal van Jona gaat het daarover: hoe kijk je naar de wereld om je heen? Profeet Jona wil wegkijken, heeft geen zin om dat wespennest van Ninevé te waarschuwen. Een stad vol mensen die armzalige afgoden vereren en de trouwe God verlaten – zo beschrijft Jona de stadsbewoners letterlijk in zijn gebed! Intussen is het dus Jona zélf die van de Heer vandaan
loopt. Maar de ongelovige mannen in de storm roepen tot de Heer, vragen Hem vergeving voor het geval dat het verkeerd is wat ze doen. En de kwaadaardige mensen in Ninevé gaan geloven
in God, willen hun leven over een andere boeg gooien.

Wat ziet God wat Jona niet ziet?
Lees het korte verhaal van Jona maar eens. Een raak verhaal, met humor ook. Beiden zien ze het onrecht in Ninevé. Ik denk dat wij dat ook wel zien om ons heen: ‘Het is hard achteruit
gegaan hoor…’ De Heer praat dat onrecht niet goed, Hij vindt het zelfs ten hemel schreiend (1:2). Maar Hij kijkt dus óók met verdriet en met liefde. Hij ziet nog iets anders dan het onrecht en de
kwaadaardigheid en het egoïsme. Hij ziet het verstopte verlangen van mensen naar échte liefde, naar trouw en een nieuw begin, naar Hemzelf. Citaten uit gesprekken van de afgelopen weken,
gewoon in onze Capelse wijken: ‘Soms ben ik jaloers op mensen die geloven.’ ‘Ik wou dat ik kon bidden, maar ik kan het niet.’ We hebben zoveel uit te delen…

ds. Hester van Briemen-Cammeraat