In deze tijd zien we ze weer: jonge eendjes die keurig achter hun moeder aan zwemmen. Het ziet er erg braaf uit, maar ze doen dit zonder moeite: de jonge eendjes profiteren van de golven die hun moeder produceert. Door dicht bij hun moeder te zwemmen hoeven ze zich minder in te spannen. Zou dit voor het volgen van Jezus ook gelden?

Jonge eendjes hebben hun moeder nodig en zullen haar niet snel hun in de steek laten. Ook bij diepe relaties steun je elkaar in moeilijke tijden. Petrus stelt zich boven de anderen als hij zegt dat ‘anderen Jezus misschien zullen afvallen, maar hij nooit’ (Mat. 26:33). Johannes schrijft dat Petrus zegt ‘zelfs zijn leven voor Jezus te willen geven’ (Joh. 13:37).

Maar toch gebeurt het wel in die donkere nacht waarin Jezus gevangen wordt genomen: alle leerlingen slaan op de vlucht en Petrus ontkent zelfs tot driemaal toe dat Hij Jezus kent (Joh. 18:15-27). Blijkbaar kunnen spannende situaties ervoor zorgen dat een eerdere belofte niet waargemaakt wordt omdat angst het overwint van de liefde. Dat is natuurlijk vreselijk voor degene die in de steek gelaten wordt. Nog erger is het als je beste vriend of vriendin tegen anderen zegt dat hij je niet kent: alsof jullie vriendschap van geen enkele betekenis is geweest. Wat ongelooflijk pijnlijk moet dit voor Jezus zijn. Hoe diep gaan onze eigen vriendschappen als de ander ons nodig heeft? Blijven we alleen bij die ander om er zelf profijt van te hebben of offeren we iets van onszelf op door er te zijn?

Na zijn sterven gebeurt het grote wonder: Jezus staat op uit de dood en laat zich een aantal malen zien. Zo is er op een morgen een verschijning bij het Meer van Tiberias als zeven discipelen gaan vissen. Na een wonderlijke visvangst en een maaltijd gaat Jezus in gesprek met Petrus. Hij vraagt of Petrus meer van Hem houdt dan de anderen. Deze keer is Petrus een stuk bescheidener als daarvoor: hij verheft zich niet meer boven hen en bevestigt de vraag met een beroep op de kennis van zijn hart door Jezus. Daarna stelt Jezus de vraag nog een keer, maar nu laat hij ‘de anderen’ weg. Als Jezus de vraag voor de derde keer stelt gebruikt hij dezelfde woorden die Petrus gebruikt: hij sluit aan bij Petrus en bij zijn zwakheid. Petrus wordt bedroefd als de vraag voor de derde keer gesteld wordt. Het herinnert hem aan zijn zwakheid doordat hij drie keer Jezus heeft verloochend. In hoeverre laten wij ons raken door Jezus als we zwak zijn?

Na elke reactie van Petrus zegt Jezus achtereenvolgens: ‘weid Mijn lammeren’, ‘hoed Mijn schapen’, en ‘weid Mijn schapen’. Ondanks dat wat er gebeurd is, wordt Petrus in zijn taak voor de gemeente hersteld: hij mag zorgen voor voedsel voor de schapen van Jezus en krijgt de totale zorg zoals een herder die heeft voor de schapen. Tegelijk is Petrus gewezen op zijn menselijke beperktheid. Door die beperktheid is hij volledig afhankelijk van zijn Heer bij het uitvoeren van de opdracht.

Ook wij kunnen alleen maar gehoor geven aan wat Jezus van ons vraagt door Hem voorop te laten gaan in ons leven. Als we dicht bij Hem en Zijn wil blijven en Hem navolgen zal ook voor ons gelden dat we ondanks onze beperkingen een taak hebben in deze wereld die we samen met Hem kunnen uitvoeren. Jeanette Vos-Spek