Begin dit jaar vierde het Joods Nationaal Fonds haar 120-jarig bestaan. Deze organisatie heeft zo’n 250 miljoen bomen geplant in het heilige land. Vanwege deze verjaardag werd online de nationale boom van Israël gekozen.

De olijfboom kwam op de eerste plaats te staan, en werd dus (niet officieel) de nationale boom. Op de tweede plaats kwam de tabor-eik, bekend om zijn grote vruchten.

Hij werd gevolgd door de dadelpalm, de terebint (Palestijnse pistache) en de eucalyptus. De laatste boom is eigenlijk een exoot die hierheen is gehaald om te helpen bij de drooglegging van de moerassen en om zijn schaduw. Cipressen en vijgenbomen sloten de rij.

De olijfboom heeft grote symbolische waarde binnen het Jodendom. Het staatsembleem bevat een menora die versierd is met olijftakken.

De duif die Noach uit de ark liet vliegen komt terug met een olijftak in zijn bek. Daarom staat de olijftak symbool voor terugkeer van leven en is het een internationaal vredessymbool.

Volgens de cijfers van het JNF staat tegenwoordig 84.000 hectare Israëlisch land vol met olijfgaarden. Er wordt jaarlijks meer dan 15.000 ton olijfolie geproduceerd en meer dan 24.000 ton eetbare olijven. Ieder jaar komen er nog 15.000 stekken van olijfbomen bij.

Bron: Israël Today / Commissie Kerk en Israël