De Protestantse Kerk gaat de komende jaren stevig inzetten op kerk-zijn in de toekomst. Samen met plaatselijke gemeenten gaat de dienstenorganisatie onderzoeken wat daarvoor nodig is. ‘Uit onderzoek onder plaatselijke gemeenten blijkt dat veel gemeenten moeite hebben met het maken van toekomstgerichte keuzes. Toekomstbestendigheid blijkt een complex onderwerp om aan te kaarten en aan te pakken. En dat is niet het enige sombere dat uit het onderzoek naar voren kwam. Veel gemeenten kampen met krimp en vergrijzing, en jonge generaties vinden in onze kerk veelal geen passende bedding voor hun geloofsbeleving. Gemeenten geven zelf ook aan moeilijk aansluiting te vinden bij de leefwereld van jongeren.

Ze verwachten van predikanten dat zij hierin de leiding nemen, terwijl predikanten vaak zoekende zijn naar hun rol en sterke behoefte hebben aan meer ondersteuning. Voor kerkelijk werkers en pioniers lijkt hetzelfde te gelden.
Ook de classes geven aan behoefte te hebben aan meer ondersteuning in het werk. Sinds mei 2018 zijn er nog elf, waar er voorheen 74 waren. Tot die classes behoren vele tientallen gemeenten.

Hoopvol en realistisch
De Protestantse Kerk gaat daarom de komende jaren stevig inzetten op kerk-zijn in de toekomst. Op vrijdag 29 januari jl. werd deze ‘beweging’ tijdens een buitengewone moderamenvergadering van de generale synode bekrachtigd. Jurjen de Groot, directeur van de dienstenorganisatie, was dankbaar voor het draagvlak onder de synodeleden om deze stap te zetten. ‘We nemen samen de verantwoordelijkheid om open de toekomst tegemoet te gaan. Dit is geen einde van een denkproces maar voor ons als bestuur het begin van een reis waar we, zoals de titel van de visienota aangeeft, vol vertrouwen op God de toekomst tegemoet zien. Hoopvol en realistisch. Zonder precies te weten wat die toekomst brengt.’

Transformatie dienstenorganisatie
Voor de dienstenorganisatie volgt uit de onderzoeken en analyses ook een stevige agenda. Er is een transformatie van de dienstenorganisatie nodig om echt van betekenis te kunnen blijven voor de kerk. De veelheid van doelen, diensten en producten maken het aanbod van de dienstenorganisatie te diffuus. Het huidige aanbod sluit te weinig aan bij de vragen waar gemeenten mee worstelen. Daarbij wordt de dienstenorganisatie vaak als te zendend ervaren. De dienstenorganisatie kan vanuit de contacten die er zijn met gemeenten, onder meer via de classispredikanten en het contactcentrum, op dit moment te weinig opvolging geven aan grote vragen rond de toekomst van een gemeente en de kerk in haar geheel. Hier moet het nieuw te ontwikkelen dienstverleningsmodel een antwoord op zijn. De classispredikant gaat een belangrijke verbindende rol spelen tussen gemeenten en de dienstenorganisatie.

Samen met gemeenten
Het is nu nog niet te zeggen hoe de nieuwe dienstverlening er precies uit gaat zien. De dienstenorganisatie wil namelijk niet voor, maar samen met gemeenten onderzoeken wat zij nodig hebben om toekomstgericht kerk te kunnen zijn. Aansluiten bij de praktijk dus. Daarom vindt deze zoektocht lokaal en regionaal, in de eigen context van de gemeente, plaats. De dienstenorganisatie zal dienstbaar zijn in die zoektocht. Waar dat gewenst en passend is, zal ze kennis inbrengen die elders in het land is opgedaan. Op deze manier leert de dienstenorganisatie voortdurend bij en leren gemeenten van elkaar.

Landelijke speerpunten
De dienstenorganisatie gaat zich ook op een paar ‘landelijke’ speerpunten richten:
* de kerk in het publieke domein;
* jonge mensen buiten de kerk die wel iets met
* zingeving willen maar dat niet in onze kerk zoeken, en jonge mensen die wel geloven maar onze kerk (dreigen te) verlaten omdat ze zich daar niet meer thuis voelen;
* verbinding met christenen uit andere kerken en culturen;
* kerk-zijn over de grenzen, gemeenten in contact met partners en gemeenten wereldwijd.

Tekst: Marloes Nouwens-Keller
Overgenomen uit woord&weg, maart 2021