Wanneer mensen horen dat je van een kerk bent dan gebeurt het soms dat ze zich spontaan geroepen voelen om verantwoording af te leggen over hun geloof of handel en wandel. Zo ook de meneer tegenover mij. ‘Ik ben niet heel erg gelovig’ zegt hij ‘maar wel een klein beetje’. Wat moet je met zo’n opmerking? In mijn optiek zijn mensen gelovig of niet, of kleingelovig, maar wanneer ben je een klein beetje gelovig? Deze meneer licht het toe: ‘soms bid ik, maar niet altijd’. Kijk, dat begrijp ik. Dan is je geloof als een vriendschap met goede oude vrienden die verhuisd zijn maar waarbij uit het oog niet uit het hart is. Dus af en toe denk je nog eens aan ze, bel je ze op of maak je een afspraak. En evenzogoed kan dat een goede trouwe vriendschap zijn. Echter, wanneer ik met mijn partner zo zou omgaan, of hij met mij, dan zou dat een sterke verarming zijn van onze relatie. In een hechte relatie, waarvan het huwelijk een voorbeeld is, deel je in elkaars leven en ben je geregeld in gesprek.
Ik realiseer me dat een ‘relatie’ met God verschillen kan, van onze kant dan, in intensiteit. Voor de een is God een wat verre vriend. Het besef dat er ‘iemand’ of ‘iets’ is, dat is niet verdwenen, maar het gesprek komt maar moeizaam op gang. Af en toe een gebedje. Ik waag het niet om daar een negatief oordeel over uit te spreken. Het is fijn dat mensen, ook al is het soms ver weggestopt, het besef hebben dat er een God is bij wie ze eventueel terecht kunnen. Zo’n verre vriendschap kan zomaar op een dag, om wat voor reden dan ook, tot (nieuwe) bloei komen.
Voor de ander zal de omgang met God op een verbondsrelatie lijken. Gebed en Bijbellezen maken daar een vast deel van uit. Overigens, even een kanttekening, net als in een gewone relatie kan daar de gewoonte zo inslijten dat het sleur wordt. Moeilijk is dat toch met relaties, om ze fris en levend te houden! Moeilijk ook, als het om de relatie met God gaat, om je gebedsleven op peil te houden. Daar kan van alles aan ten grondslag liggen; drukte, negatieve ervaringen, twijfel. Is dat herkenbaar?
Als leidraad voor 2024 koos ik voor het boek Een jaar met Jezus van Eugene Peterson. Gebed is volgens hem de belangrijkste taal voor alles wat er gebeurt in ons contact met Jezus. Gebed is geen bijkomstigheid van het christelijk leven, het is de taal waarin dat christelijk leven geleefd en gevoed wordt, zich ontwikkelt, openbaart en zich vormt. Gebed is een manier van leven dat reageert op God. Op de cursus Hebreeuws leerde ik onlangs dat joden God danken als er ineens iets bijzonders op hun pad komt. Een goed idee! Peterson schrijft: ‘bidden is nooit alleen maar gebed: het heeft te maken met alle dimensies van ons leven, eten, drinken, liefhebben, werken, lopen, lezen en zingen. Gebed laat Jezus in ons binnen, verleent Zijn Geest toegang tot onze spieren en reflexen’. Van iemand die hem gekend heeft weet ik dat Peterson stond voor wat hij schreef.
Deze overweging begon met mijn gedachten over die opmerking: ‘een beetje gelovig’. Ik betrap mezelf vaak op momenten waarop ik ook maar ‘een beetje gelovig’ ben. Omdat geloven best een opgave is in deze complexe wereld. Juist daarom bezuinig ik liever niet op gebedsmomenten. Want die relatie met God, in lezen en bidden, houdt me op de juiste plek, hoog genoeg om staande te blijven, nederig genoeg om te beseffen dat ik echt niet beter ben dan iemand die af en toe eens bidt.
Ds. Dora Hoekstra