‘En Jezus zei: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ (Lucas 23: 34). De rode draad in ons christelijk geloof is Gods liefde en genade. Hij vergeeft ons onze zonden en biedt ons nieuw leven en toekomstperspectief. Dat geloven en belijden we. We vieren het in onze kerkdiensten en bezingen het in onze liederen. Als het gaat om Joden en Israël daarentegen denken we veel eerder in termen van kritiek en veroordeling. Van alles hebben we hen verweten, zelfs de dood van Jezus. Als Israël ter sprake komt, borrelen in ons eerder gevoelens van kritiek naar boven dan van liefde en genade.

Als Jezus gekruisigd wordt, zegt Hij: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’. Zou Hij alleen die soldaten bedoelen, die geen keuze hadden dan de bevelen van hun commandant op te volgen? Of zou de reikwijdte van Jezus’ gebed om vergeving veel verder gaan? En iedereen die bij Zijn dood betrokken is daarbij insluiten? Toen Jesaja eeuwen tevoren profeteerde over de lijdende Dienaar van de Heere, schreef hij: ‘Omdat Hij de zonden van velen gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft’ (Jesaja 53: 12). Hier wordt duidelijk dat het gebed en het verzoenend lijden en sterven van Jezus zich uitstrekt tot ‘velen’.

De Hebreeënschrijver zegt: ‘Daarom heeft ook Jezus, om door Zijn eigen bloed het volk te heiligen, buiten de poort geleden’ (Hebreeën 13: 12). Jezus heeft niet geleden om Zijn eigen Joodse volk te veroordelen, maar juist om hen te heiligen. De eeuwenoude opvatting dat Joden het oordeel treft en ons de genade en vergeving, is diep geworteld in de harten van veel christenen. Laten we daar toch voor eens en altijd mee afrekenen. Bij Gods liefde en genade geldt: eerst de Jood en dan de Griek! Of zoals de Joodse apostel Johannes schrijft: ‘En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld’(1 Johannes 2: 2).

(Bron: Israël Aktueel – ds. Kees Kant / Commissie Kerk en Israël)